Op verzoek van de Raad van Kerken schreef Pieter Hoogenraad 'Zes eeuwen Hilversummers en hun kerken'.
Op verzoek van de Raad van Kerken schreef Pieter Hoogenraad 'Zes eeuwen Hilversummers en hun kerken'. Foto: Bastiaan Miché

'In feite is de kerk ouder dan
de gemeente Hilversum'

HILVERSUM - Rond 1970 kende Hilversum haar geloofspiek. Met de nieuwe wijken als Over 't Spoor en Kerkelanden kwamen er opnieuw kerkgebouwen bij. Vanwege de ontkerkelijking is er van die vijftig godshuizen nu geen sprake meer. Pieter Hoogenraad heeft de evolutie van geloven, de kerken en de Hilversummers op papier gezet in 'Zes eeuwen Hilversummers en hun kerken', want in 1416 opende de eerste kerk hier de deuren.

"Daarmee is de kerk in feite ouder dan Hilversum, want Hilversum werd pas in 1424 zelfstandig", aldus de auteur. Zes eeuwen terug was Hilversum een heel klein dorp. Hoogenraad, die historicus is, heeft het over vijftig haardsteden. Om naar de kerk te gaan, moesten de bewoners naar het Laarder Hoogt. Heen en terug is dat een trippel van meer dan een uur. Vooral bij regen, als de zandpaden waren veranderd in een modderbad, was dat alles behalve prettig. Dat was reden voor de Hilversummers om er bij de bisschop van Utrecht op aan te dringen om een eigen parochiekerk te krijgen.

In 1416 stemde bisschop Frederik van Blankenheim in met het Hilversumse verzoek. Op de plek van de huidige Grote Kerk aan de Kerkbrink, waar al een kleine kapel stond, kwam de eerste parochiekerk. Op 29 november van dat jaar werd het inkomen van de pastoor vastgesteld. Onduidelijk is wanneer de parochie precies is opgericht. Dik vier eeuwen lang bleef het redelijk overzichtelijk in Hilversum qua geloofsgemeenschappen. Er waren rooms-katholieken, oud-katholieken, gereformeerden, joden en wat lutheranen.
Met de komst van de spoorlijn veranderde dit. Het zorgde niet alleen voor industrie en mensen uit de stad die hier hun landhuis hadden, maar ook voor nieuwe geloofsstromingen. "Mensen uit Amsterdam kwamen hierheen. Vrijzinnige mensen die Hilversum maar orthodox vonden", meent Hoogenraad. "Er kwamen allerlei kerkgenootschappen bij, zoals die van de zevendedagsadventisten aan de Boomberglaan. Genootschappen met invloeden uit Engeland en de Verenigde Staten kregen hier voet aan de grond. In eerste instantie hadden de Hilversummers daar moeite mee en wilden ze er niks van weten."

De groei van het aantal geloofsgemeenschappen hield na de Tweede Wereldoorlog gelijke tred met het stijgende aantal inwoners van Hilversum: van 72.000 naar 100.000. Rond 1970 bloeide de gemeente kerkelijk gezien volop met vijftig verschillende godshuizen. Hierna stokte die ontwikkeling. De ontkerkelijking begon. Dat was volgens Hoogenraad het begin van een pijnlijk proces waarin parochies en gemeenten samengingen en kerkgebouwen werden afgestoten. "Zo zijn de katholieken teruggegaan van acht naar vier parochies. Een aantal gebouwen is afgestoten of is herbestemd. In diverse voormalige kerken zijn nu woningen gerealiseerd. De protestanten hier hebben het anders opgelost. Van de vier kerken die zij hadden, zijn er twee afgebroken en de andere zijn verkocht. Van dit geld hebben zij twee nieuwe kerken neergezet: de Morgenster en de Regenboog."

Hoogenraad vermoedt dat in de nabije toekomst nog meer parochies en kerkgebouwen verdwijnen. De trend blijft zich doorzetten, is zijn verwachting. "Ik geloof niet dat geloven zal uitsterven, maar als je kijkt naar de kerken dan zie je dat de leeftijd van de bezoekers behoorlijk hoog is. Er is weinig aanwas. Dat is zorgelijk", meldt de historicus. "We hebben nu in Hilversum 35 geloofsgemeenschappen met elk hun eigen karakter. Ik denk niet dat we dat aantal over tien of twintig jaar nog hebben", is de vooruitziende blik van de Hilversummer.